1. De Omgevingswet bevat niet veel nieuwe regels. De bestaande regels zijn zo veel mogelijk overgenomen, zonder grote inhoudelijke wijzigingen. Ze zijn hoogstens in vorm en opbouw veranderd. De Omgevingswet bevat wél nieuwe of aangepaste instrumenten.
2. De Omgevingswet bevat wél nieuwe of aangepaste instrumenten. Een aantal daarvan bieden aanknopingspunten voor het verbinden van de warmtetransitie met andere opgaven. Zoals de omgevingsvisie, het omgevingsplan, de inrichting van het instrument ‘programma’ en strengere eisen voor participatie. Meer uitleg over deze instrumenten vind je verderop in deze tekst.
3. De Omgevingswet maakt integraal werken op vier manieren gemakkelijker:
- Onder de Omgevingswet komen regels voor ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, water en natuur samen. Dat maakt het makkelijker om naar het geheel te kijken. Bijvoorbeeld bij het opstellen van het omgevingsplan, maar ook bij het verlenen van vergunningen.
- De Omgevingswet biedt meer ruimte maar ook meer regels voor participatie. Overheden moeten bij een omgevingsvisie of -plan wie ze hebben betrokken, op welke manier, en wat de uitkomst. Dat zorgt ervoor dat er rekeningen wordt gehouden met verschillende perspectieven en invalshoeken.
- De Omgevingswet stimuleert het voeren van een ‘vooroverleg’. Daarmee kunnen de gemeenten in een vroegtijdig stadium overleggen met initiatiefnemers. Dat biedt kansen om in een vroeg stadium andere opgaven te verbinden met een initiatief.
- De Omgevingswet is ook het startsein voor het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het DSO is één centrale, digitale plek waar alle regelgeving over een specifieke locatie bij elkaar wordt getoond. Dat kan gemeenten en initiatiefnemers helpen om snel en overzichtelijk te vinden welke regels voor hen van toepassing zijn.
Wellicht een open deur, maar té belangrijk om niet te benoemen: de Omgevingswet is geen wondermiddel voor een integrale aanpak en het verbinden van opgaven. Ook onder de Omgevingswet is dit mensenwerk en vergt het gedrags- en organisatieverandering.
4. Gemeenten hebben met hun Transitievisie Warmte al voorwerk verricht voor een onderdeel van de omgevingsvisie. In de omgevingsvisie, één van de kerninstrumenten van de Omgevingswet, leggen gemeenten hun ambities en doelen voor de leefomgeving voor de lange termijn vast. Die gaan ook over de warmtetransitie – denk aan keuzes op het gebied van energiebronnen of infrastructuur. De Transitievisie Warmte is de bouwsteen voor het onderdeel over de warmtevoorziening.
5. In het omgevingsplan beschrijft een gemeente alle (decentrale) regels voor de fysieke leefomgeving, waaronder die voor energie en warmte. Decentrale regels vullen landelijke regelgeving aan en zijn afgestemd op de lokale omstandigheden. Het omgevingsplan vervangt verschillende ruimtelijke plannen zoals het bestemmingsplan en het beheersplan.
6. In een programma formuleren gemeenten (en andere overheden) beleid en maatregelen die leiden tot één of meerdere doelen in de fysieke leefomgeving. Het is een uitwerking van de algemene ambities uit de omgevingsvisie, voor een specifiek onderwerp of gebied. Anders dan nu, is het programma onder de Omgevingswet juridisch bindend. Daardoor kan een gemeente worden afgerekend op het behalen van de doelen uit het programma. In de warmtetransitie kunnen de wijkuitvoeringsplannen opgenomen worden in een programma.